ABN Amro en Rabobank hadden zich er bij cijferpresentaties eerder deze week
ter dege op voorbereid: de discussie over mogelijke tariefmanipulatie op de
Nederlandse hypotheekmarkt, waarbij grootbanken hypotheektarieven kunstmatig
hoog zouden houden.
Het debat woedt al een tijdje, maar kwam op scherp te staan toen de
Nederlandse Mededingingsautoriteit begin augustus bevestigde, onderzoek te
gaan doen naar de hypotheektarieven.
Rentebaten hypotheken
De verdedigingslinie van ABN Amro-topman Gerrit Zalm en Rabobank-bestuurder
Bert Bruggink komt grofweg op het volgende neer. Ja, banken kunnen goedkoop
lenen bij de Europese Centrale Bank en de onderlinge bankrentes voor
kortlopende leningen zijn ook laag. Maar dat mag je niet één op één vertalen
naar hypotheektarieven.
Lastig was wel dat zowel ABN
Amro als Rabobank
over de eerste helft van dit jaar hogere rentebaten rapporteerden, die mede
het gevolg waren van hogere winstmarges bij het hypotheekbedrijf. De
verklaring lag volgens beide banken bij de gedaalde spaarrentes, die in 2008
en de eerste maanden van 2009 ‘ongezond’ hoog zouden zijn geweest. Spaargeld
is een belangrijke financieringsbron voor banken en bepaalt mede de
winstmarge op verstrekte hypotheken.
Hypotheekrente en Staatsrente
Bij de hypotheekrentes moet sowieso een onderscheid gemaakt worden tussen
variabele rentes en rentes die voor langere tijd vast staan.
Deze
grafiek laat bijvoorbeeld zien dat de gemiddelde 10-jaarsrente voor
hypotheken, zoals bijgehouden door De Hypotheekshop, in de eerste helft van
2010 ongeveer een half procentpunt is gedaald.
In dezelfde periode heeft de Griekse schuldencrisis ervoor gezorgd dat
Nederlandse staatsleningen populairder zijn geworden, waardoor het 10-jarige
rentetarief voor de staat met een procentpunt is gedaald, ofwel het dubbele
van de hypotheekrente.
De verdedigingslinie van ABN Amro en Rabobank is hier: dat kan wel zo zijn,
maar banken betalen een risico-opslag als ze zelf moeten lenen. Voor banken
is de leenrente niet zo hard gedaald als voor de staat.
Hypotheekrente en Spaarrente
Banken zijn niet erg happig om aan te geven hoe hoog hun eigen
financieringskosten zijn, maar toezichthouder DNB houdt bijvoorbeeld wel bij
wat het gemiddelde tarief is van spaardeposito’s met een looptijd van langer
dan twee jaar. Vergelijk je dit met de vijfjarige hypotheekrente over de
eerste helft van 2010, dan krijg je dit
resultaat.
Tussen januari en juli daalde de vijfjarige hypotheekrente gemiddeld met 0,4
procentpunt, terwijl de spaarrentes met een looptijd van langer dan twee
jaar gemiddeld 0,2 procentpunt zakten.
De spaarrente (kosten voor de bank) daalde dus minder hard dan de
hypotheekrente (inkomsten voor de bank). Ook is het verschil tussen de
langlopende spaarrentes en de vijfjarige hypotheekrente met 0,6 tot 0,8
procentpunt niet schrikbarend groot.
Nu zegt dit niet alles, want uiteindelijk telt voor banken de totale mix van
eigen financieringsbronnen, maar voor langere rentevaste perioden is niet
duidelijk zichtbaar dat banken consumenten lagere hypotheekrentes onthouden.
Variabele rente
Een stevig vraagteken valt wel te plaatsen bij de variabele hypotheekrente.
Die kun je met enig recht afzetten tegen de euribor-rente die banken
onderling rekenen. In 2009 bleek al dat banken de forse daling van de
euribor-rentes maar beperkt doorgaven aan klanten met een variabele
hypotheekrente. Zie bijvoorbeeld: deze
grafiek
Sinds januari dit jaar is zowel de euribor-rente als de variabele
hypotheekrente opvallend
stabiel. Wel blijft het verschil tussen de gemiddelde variabele
hypotheekrente en de korte rente die banken onderling rekenen, met circa 2,5
procentpunt, zeer groot. Op dat punt hebben banken best iets uit te leggen
aan de Nederlandse kartelwaakhond.
Lees ook:
banken
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl